Aanschaffen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'aanschaffen' duidt op de actie van kopen of verkrijgen van iets.
Infinitief
Ik wil een nieuwe laptop aanschaffen.
Tegenwoordig deelwoord
De man is een nieuwe auto aanschaffend in de showroom.
De aanschaffende klant wordt goed geholpen door de verkoper.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik heb de aanschaf van de fiets goed overwogen.
ik
Ik ga een nieuwe computer aanschaffen.
jij / je, u
Jij aanschafft de boeken op tijd, of niet?
hij, zij / ze, het
Hij schaft een abonnement aan voor de krant.
wij / we
Wij schaffen materialen aan voor het project.
jullie
Jullie schaf aan die nieuwe software, het is erg handig.
Verleden tijd
ik
Ik aanschafte vorig jaar een nieuwe televisie.
jij / je
Jullie aanschaften diverse goederen tijdens de sale.
hij, zij / ze, het
Hij schafte een nieuwe fiets aan in de winkel.
wij / we, jullie, u
Wij schaften boeken aan voor de bibliotheek.
Voltooid deelwoord
De laptop is aangeschaft met een garantie.
Aanvoegende wijs
Als ik jou was, zou ik het anders aanschaffe uiterlijk.
Schaffe aan wat je nodig hebt en niet meer.
Gebiedende wijs
Schaf aan zo snel als je kunt!
Schaft aan wat belangrijk is voor het project!
Examples
Morgen ga ik een nieuwe tafel aanschaffen.
tegenwoordige tijd, indicatief
Heeft hij die boeken al aangeschaft?
voltooid deelwoord, indicatief