Afrekenen
Verbbetalen voor goederen of diensten
(iemand rekent af bij de kassa)
Na het winkelen rekende ik af met mijn pinpas.
Zij rekende zijn rekening snel af in het restaurant.
- Simple
Ik betaal voor mijn koffie bij de barista.
- Compound
Ik betaal voor mijn koffie, maar ik heb geen contant geld.
- Complex
Zelfs als ik niet genoeg heb, moet ik betalen voor mijn medicijnen.
- Future Tense
Morgen zal zij betalen voor de bioscoopkaartjes.
- Present Tense
Hij betaalt zijn elektricien altijd op tijd.
- Past Tense
Gisteren betaalde ik de rekening van de wasserette.
- Declarative
Je moet vandaag betalen voor de schoolboeken.
- Interrogative
Betaal jij ook voor deze service?
- Imperative
Betaal nu alstublieft aan de balie!
- Context & Scenario
Bij het restaurant vraagt hij of ik wil betalen voor het diner.
- Context & Scenario
Na het winkelen moet je betalen bij de kassa.
- Context & Scenario
In de klas leren we hoe we elektronisch kunnen betalen.
- Synonym
Ik reken af met mijn bankkaart voor deze aankoop.
- Related Word
De afrekening voor mijn nieuwe telefoon was verrassend hoog.
- Idiomatic
Ik ben altijd blij als ik een goede deal krijg en minder hoef te betalen.
- Context & Scenario
Het is een gewoonte in Nederland om contant te betalen als je gaat winkelen.
afhandelen, vaak in de zin van een schuld of betaling
(iemand rekent af met zijn schulden)
Hij wil zijn oude schulden snel afrekenen.
We moeten dit probleem nu afrekenen voordat het groter wordt.
- Future Tense
Zij zal haar rekeningen volgende week afhandelen.
- Past Tense
Hij handelde zijn schuld gisteren af.
- Present Tense
Ik heb mijn betalingsschulden afgehandeld.
- Compound
Hij behandelt zijn schulden serieus en handelt ze snel af.
- Interrogative
Heb jij jouw lening al afgehandeld?
- Imperative
Je moet deze schuld nu afhandelen.
- Complex
Als je je schulden nu niet afhandelt, zal het later moeilijker zijn.
- Context & Scenario
In Nederland is het belangrijk om je financiële verplichtingen af te handelen.
- Synonym
Zij denkt erover na om een persoonlijke lening af te handelen.
- Related Word
Het afhandelen van betalingen is essentieel voor de bedrijfsvoering.
- Idiomatic
Hij heeft zijn problemen niet afgewikkeld en zit nu met de gebakken peren.
verantwoordelijk zijn voor het afsluiten van een rekening of betaling
(een zakelijke afspraak afrekenen)
Zal jij deze maand de boodschappen afrekenen?
Ik moet mijn factuur nog afrekenen met de leverancier.
- Compound
Ik sluit de rekening af, maar zij betaalt de volgende keer.
- Past Tense
Vorige maand hebben we de betaling voor de nieuwe printer afgesloten.
- Interrogative
Ben jij verantwoordelijk voor het afsluiten van deze betaling?
- Context & Scenario
In de vergadering hebben we besproken hoe we de facturen gaan afsluiten.
- Related Word
De afdeling is verantwoordelijk voor het beheren en afsluiten van rekeningen.
- Simple
We moeten de rekening nu afsluiten.
- Future Tense
Volgende week sluit ik de rekening af voordat ik op vakantie ga.
- Imperative
Sluit de rekening nog voor het einde van de maand af!
- Context & Scenario
Tijdens de vergadering sluiten we alle betalingen af.
- Complex
Omdat we een zakelijke lunch hebben gehad, moeten we de rekening afsluiten voordat we gaan.
- Present Tense
Hij sluit altijd zijn rekeningen op tijd af.
- Declarative
Wij zijn verantwoordelijk voor het afsluiten van alle betalingen.
- Context & Scenario
Ik moet de rekening afsluiten voor het diner van vanavond.
- Synonym
Het bedrijf is verantwoordelijk voor het afsluiten van de contracten.
- Idiomatic
Houd de zaak gesloten door het vroegtijdig afsluiten van de betalingsplichten.