Afrekenen

Verb
1
Simple
Compound
Complex
Future Tense
Present Tense
Past Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Context & Scenario
Een drukke supermarkt kassa met klanten in de rij, een shopper gebruikt een pinpas bij de zelfscanner.
Supermarkt Afrekenen: Klanten bij de Kassa
Een drukke supermarkt kassa met klanten in de rij, een shopper gebruikt een pinpas bij de zelfscanner.
2
Future Tense
Past Tense
Present Tense
Compound
Interrogative
Imperative
Complex
Context & Scenario
Synonym
Related Word
Idiomatic
Een man betaalt zijn schulden aan een vrolijke marktkoopman in een drukke markt.
Marktscene met betaling van schulden voor taal leren
Een man betaalt zijn schulden aan een vrolijke marktkoopman in een drukke markt.
3
Compound
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Simple
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Complex
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Surrealistische afbeelding van een zakelijke afspraak met twee karakters die een document met de tekst 'Factuur' overhandigen, omringd door geometrische patronen.
Surrealistische zakelijke transactie illustratie
Surrealistische afbeelding van een zakelijke afspraak met twee karakters die een document met de tekst 'Factuur' overhandigen, omringd door geometrische patronen.