Algemeen
Adjectiveiets dat voor iedereen of alles geldt; niet specifiek
(algemene informatie die voor iedereen nuttig is)
In het algemeen is het goed om genoeg water te drinken.
De algemene regels van de school zijn belangrijk om te volgen.
- Compound
- Complex
- Simple
veelvoorkomend of gebruikelijk; typisch
(een algemeen fenomeen of gewoonte)
Het is algemeen bekend dat regelmatig sporten gezond is.
Dit is een algemene trend in de mode.
- Compound
Het is gebruikelijk om op anniversaries cadeaus te geven, maar sommige mensen geven liever een ervaring.
- Present Tense
In Nederland is het gebruikelijk om te fietsen naar het werk.
- Declarative
Dit gebruikelijke gedrag helpt in het onderhouden van vriendschappen.
- Context & Scenario
Op school is het gebruikelijk dat studenten voor hun examens studeren.
- Idiomatic
In Nederland is het gebruikelijk om 's avonds gezamenlijk te eten, dat is een manier om banden te versterken.
- Complex
Terwijl het gebruikelijk is om op zondag uit te slapen, besluit hij vroeg op te staan om te gaan hardlopen.
- Future Tense
In de toekomst zal het gebruikelijk zijn om online onderwijs te volgen.
- Interrogative
Is het gebruikelijk om de vrijheid van meningsuiting te respecteren?
- Context & Scenario
Bij een borrel is het gebruikelijk om hapjes aan te bieden.
- Synonym
Het is populair geworden, en nu is het ook een gebruikelijke keuze voor velen.
- Simple
Het is gebruikelijk om op verjaardagen taart te serveren.
- Past Tense
Vorig jaar was het gebruikelijk dat mensen veel thuis werkten tijdens de lockdown.
- Imperative
Wees beleefd, dat is gebruikelijk in social situaties!
- Context & Scenario
Het is gebruikelijk om bij familiebijeenkomsten samen te koken.
- Related Word
Dit gebruik is gewoonlijk en verwacht binnen onze cultuur.
betreffende een grote groep of het geheel, in tegenstelling tot het bijzondere
(meestal in tegenstelling tot specifiek of uitzonderlijk)
Algemene kennis wordt vaak getest in quizzen.
De algemene conclusie van het onderzoek is positief.
- Simple
De gehele groep is vriendelijk.
- Past Tense
De gehele groep verzamelde zich op het plein voor de vergadering.
- Interrogative
Is de gehele groep tevreden met de nieuwe regels?
- Complex
De gehele groep, die al weken samenwerkt, zal morgen hun resultaten presenteren.
- Future Tense
De gehele groep zal hun plan in de volgende bijeenkomst bespreken.
- Imperative
Laten we de gehele groep informeren over de veranderingen.
- Compound
De gehele groep is aanwezig, maar slechts enkele leden nemen het woord.
- Present Tense
Ik zie de gehele groep naar het evenement gaan.
- Declarative
De gehele groep leidt het project met enthousiasme.
- Context & Scenario
Iedereen in de klas is deel van de gehele groep.