Apotheek
deCommon Nounwinkel waar geneesmiddelen worden verkocht
(een apotheek verkoopt medicijnen)
Ik moet naar de apotheek om mijn medicijnen op te halen.
De apotheek is open van negen tot vijf.
- Simple
De apotheek verkoopt verschillende soorten geneesmiddelen.
instelling waar farmaceutische zorg wordt verleend
(de apotheek kan advies geven over medicijnen)
De apotheek kan je helpen met vragen over bijwerkingen.
In de apotheek kun je ook advies krijgen over gezondheid.
- Simple
De apotheek geeft deskundig advies over medicijnen.
- Compound
De apotheek geeft advies, maar je moet ook zelf informatie opzoeken.
- Complex
Als je twijfelt over een medicijn, moet je de apotheek om advies vragen.
- Present Tense
Je krijgt altijd goed advies in deze apotheek.
- Future Tense
Morgen ga ik de apotheek bezoeken voor advies over mijn medicijnen.
- Past Tense
Gisteren vroeg ik de apotheek om advies over een nieuw medicijn.
- Declarative
De apotheker zegt dat je altijd om advies moet vragen als je het niet weet.
- Context & Scenario
In de apotheek krijg je advies dat je gezondheid ten goede komt.
- Synonym
De apotheek geeft ook informatie, naast het advies over medicijnen.
- Interrogative
Kun je me advies geven over welke medicijnen ik moet nemen?
- Context & Scenario
Tijdens het feest gaf ik zelfs advies over hoe je moet omgaan met verkoudheid.
- Related Word
Ze volgen altijd de nieuwste richtlijnen voor advies over farmaceutische zorg.
- Imperative
Vraag altijd om advies als je niet zeker bent!
- Context & Scenario
We hebben op school een project over de rol van apotheken en adviesdiensten.
- Idiomatic
Ik kreeg het advies om de bijsluiter goed door te lezen, net zoals men zegt: 'beter voorkomen dan genezen'.
diminutief van apotheek, vaak gebruikt om een kleinere of informele apotheek aan te duiden
(een apotheekje in de buurt)
Er is een schattig apotheekje om de hoek van mijn straat.
Ze verkopen vaak handgemaakte zeepjes in het apotheekje.
- Simple
Het apotheekje heeft veel natuurlijke remedies.
- Complex
Als je naar het apotheekje gaat, kun je vaak interessante producten vinden.
- Compound
Het apotheekje is klein, maar het heeft alles wat ik nodig heb.
- Present Tense
Dit apotheekje levert vaak goede service.
- Past Tense
Gisteren bezocht ik het apotheekje voor enkele medicijnen.
- Future Tense
Volgende week zal ik het apotheekje opnieuw bezoeken.
- Declarative
Het apotheekje heeft een gezellig interieur.
- Interrogative
Heb je het apotheekje al gezien dat onlangs is geopend?
- Imperative
Bezoek dat apotheekje voor je medicijnen!
- Context & Scenario
Ik koop altijd mijn kruiden in het apotheekje om de hoek.