Beleven
VerbInfinitief
Ik wil graag nieuwe dingen beleven.
Tegenwoordig deelwoord
De kinderen zijn belevend in het bos aan het spelen.
Examples
Ik beleef de vakantie elk jaar op een andere manier.
tegenwoordige tijd, indicatief
Jij beleeft het simpelweg niet zoals ik.
tegenwoordige tijd, indicatief
Hij beleeft de uitdaging met veel enthousiasme.
tegenwoordige tijd, indicatief
Zij beleefde een onvergetelijk avontuur.
verleden tijd, indicatief
Wij beleefden samen een bijzondere dag.
verleden tijd, indicatief
Jullie hebben het allemaal al beleefd.
voltooid deelwoord, indicatief