Besluiten
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
besluiten kan zowel een definitieve beslissing als een keuze die nog overwogen wordt betekenen.
Infinitief
Ik heb besloten om te stoppen met roken.
Tegenwoordig deelwoord
Besluitend neemt hij de tijd om na te denken.
De besluitende actie is belangrijk in deze situatie.
Tegenwoordig deelwoord
Ik hoop dat je verstandig besluite.
Gebiedende wijs
Besluit nu wat je wilt doen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik besluit vandaag naar de film te gaan.
jij / je
Jij besluit altijd snel.
u
U besluit of u meegaat.
hij
Hij besluit om te gaan studeren.
zij / ze
Zij besluit naar het feest te gaan.
het
Het besluit is genomen.
wij / we
Wij besluiten om samen te werken.
jullie
Jullie besluiten om op vakantie te gaan.
Verleden tijd
ik
Ik besloot vorig jaar een nieuwe baan te zoeken.
jij / je
Jij besloot om te blijven werken.
u
U besloot om eerder naar huis te gaan.
hij
Hij besloot het project niet te doen.
zij / ze
Zij besloot in het buitenland te gaan studeren.
wij / we
Wij besloten samen te gaan reizen.
jullie
Jullie besloten om het feest te annuleren.
zij / ze
Zij besloten naar het concert te gaan.
Voltooid deelwoord
We hebben besloten om niet te komen.