Betuigen
VerbInfinitief
Ik wil graag mijn steun betuigen aan dit project.
Tegenwoordig deelwoord
De betuigende persoon sprak op de bijeenkomst.
Tegenwoordig deelwoord
De betuigend speech was zeer emotioneel.
Gebiedende wijs
jij / je, u
Betuig nu je steun!
jullie
Betuig jullie steun aan elkaar.
Tegenwoordig deelwoord
De betuigend persoon staat op het podium.
Verleden tijd
ik
Ik betuigde mijn liefde voor hem yesterday.
jij / je, u
Jij betuigde altijd dat je zou helpen.
hij, zij / ze, het
Hij betuigde zijn deelname aan het evenement.
wij / we, jullie, zij / ze
Wij betuigden onze loyaliteit aan de club.
Voltooid deelwoord
Hij heeft zijn steun betuigd aan de groep.
Aanvoegende wijs
ik
Ik hoop dat ik ooit mijn gevoelens kan betuigen.