Bogen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'bogen' verwijst naar de actie van het buigen van het lichaam.
Aanvoegende wijs
Ik wens dat hij boge voor de wedstrijd.
Infinitief
Je moet je lichaam bogen om de bal te vangen.
Tegenwoordig deelwoord
De spelers zijn bogend voor de camera.
Gebiedende wijs
jij / je
Boog je hoofd tijdens de buiging.
jullie
Boogt voor de jury als je klaar bent.
Verleden tijd
ik
Ik boogde voor de koning tijdens de ceremonie.
wij / we
Wij boogden allemaal tijdens de voorstelling.
Voltooid deelwoord
Hij heeft al geboogd in de yoga les.