Broeien
VerbInfinitief
Ik wil leren hoe je moet broeien.
Tegenwoordig deelwoord
De broeiende warmte maakt het moeilijk om buiten te blijven.
De broeiende planten laten zien dat het warm is.
Verleden tijd
ik
Ik broeide eerder dit jaar kruiden in de tuin.
wij / we
Wij broeiden altijd als het warm was.
Voltooid deelwoord
De kruiden zijn goed gebroeid.
Tegenwoordig deelwoord
De broeiend bodem is rijk aan voedingsstoffen.
Aanvoegende wijs
Moge de beste planten broeie in jouw tuin!
Gebiedende wijs
Broei de zaden goed met water!
Jullie broeien de zaden zo tot het zaad begint te groeien!