Computeren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'computeren' kan betekenen dat je tijd besteedt aan het werken met een computer.
Infinitief
Ik houd ervan om te computeren.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is computerend in de bibliotheek.
Zij ziet de computerende leerlingen in het klaslokaal.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is computerend terwijl ze haar werk doet.
Gebiedende wijs
jij / je
Computer, begin nu!
jij / je
Computert u de tekst al?
Tegenwoordig deelwoord
De kinderen zijn computerend in de les.
Verleden tijd
ik
Ik computerde gisteren de hele dag.
wij / we
Wij computerden samen aan het project.
Aanvoegende wijs
ik
Als ik meer tijd had, computere ik meer.
Voltooid deelwoord
Ik heb veel gecomputerd afgelopen week.