Confituur
deCommon Nounzoete spread gemaakt van fruit en suiker
(confituur wordt vaak op brood gesmeerd)
Ik smeer confituur op mijn boterham met kaas.
Zij maakt zelf confituur van de bloemen in de tuin.
- Simple
Deze zoete spread is gemaakt van aardbeien en suiker.
- Compound
De confituur is heerlijk, en ik eet het vaak met pannenkoeken.
- Complex
De confituur, die ik van mijn grootmoeder heb geleerd te maken, is altijd zoet en vers.
- Present Tense
Ik geniet van confituur op mijn toast.
- Past Tense
Gisteren maakte ik een lekkere confituur van frambozen.
- Future Tense
Ik zal morgen een nieuwe pot confituur maken.
- Imperative
Probeer deze confituur op je brood!
- Context & Scenario
Ik smeer confituur op mijn toast tijdens het ontbijt.
- Synonym
Deze zoete spread lijkt op jam, maar is dikker.
- Interrogative
Heb jij de nieuwe confituur geprobeerd?
- Context & Scenario
In de keuken leren we hoe we confituur kunnen maken.
- Idiomatic
Dat is een echte smaakmaker op mijn boterham, ik krijg er geen genoeg van!
- Declarative
Deze confituur is zoet en lekker.
- Context & Scenario
Laten we een pot confituur meenemen naar het feest.
- Related Word
De jam die ik heb gemaakt, is een soort confituur.
specifieke soort confituur, vaak met een bepaalde vrucht
(een variant van confituur)
Abrikozenconfituur is mijn favoriet.
Haar confituur met aardbeien is heel populair.
- Simple
De variant met frambozen is heerlijk.
- Complex
De variant die met appels is gemaakt, is ook erg lekker.
- Compound
Deze variant is zoet, maar de andere is zuur.
- Present Tense
Ik geniet van deze variant van confituur.
- Past Tense
Gisteren at ik een variant met peren.
- Future Tense
Morgen ga ik een nieuwe variant proberen.
- Declarative
Deze confituur is een uitzonderlijke variant.
- Interrogative
Is deze variant met kersen beschikbaar?
- Imperative
Probeer deze variant met vanille!
- Context & Scenario
Ik smeer confituur op mijn boterhammen elke ochtend.
de substantie die ontstaat na het koken van fruit met suiker
(confituur staat in een pot)
De confituur is nog warm en moet in potten worden gedaan.
De confituur is zo dik dat ik de lepel er moeilijk uit kan halen.
- Simple
Deze substantie is perfect voor het maken van confituur.
- Compound
De substantie is zo zoet dat iedereen het lekker vindt, maar te veel kan ongezond zijn.
- Complex
De substantie die wordt verkregen uit het koken van fruit met suiker, kan ook worden gebruikt in andere recepten.
- Present Tense
Ik proef de substantie voordat ik het in de pot giet.
- Past Tense
Gisteren maakte ik veel substantie van appels voor de confituur.
- Future Tense
Morgen zal ik de substantie opnieuw maken voor een nieuwe pot confituur.
- Declarative
De substantie heeft een rijke smaak, perfect voor op brood.
- Interrogative
Welke substantie gebruik je voor de confituur?
- Imperative
Proef de substantie voordat je het in de pot doet!
- Context & Scenario
Na het koken is de substantie warm en plakkerig.