Dronen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het woord 'dronen' verwijst vaak naar het vliegen met drones.
Aanvoegende wijs
Laten we hopen dat hij goed drone.
Infinitief
Ik wil graag dronen met een drone.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is dronend door het park.
De dronende drone maakt veel geluid.
Tegenwoordig deelwoord
De jongen is boven dronend met de drone.
De dronende Vogel merkt de drone niet op.
Gebiedende wijs
jij / je, u
Droon voorzichtig rond het huis.
jullie
Jullie droont niet te hoog met de drone!
Verleden tijd
ik, hij, het
Gisteren droonde hij met een drone.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij droonden samen met de drones tijdens de wedstrijd.
Voltooid deelwoord
Hij heeft gedroond in de tuin.