Filmen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
geen specifieke nuance
Infinitief
Ik hou van filmen in mijn vrije tijd.
Tegenwoordig deelwoord
Filmend liep hij door het park.
Filmende kinderen lachen vaak.
Tegenwoordig deelwoord
Filmend kun je veel leren.
Filmende jongeren werken in het project.
Gebiedende wijs
jij / je
Film het evenement goed.
u
Filmt u deze scène?
Tegenwoordige tijd
ik
Ik film vandaag een interview.
jij / je
Jij filmt de wedstrijd morgen.
u
U filmt de natuur prachtig.
hij
Hij filmt de gebeurtenis elk jaar.
zij / ze
Zij filmt de show met veel enthousiasme.
wij / we
Wij filmen samen een documentaire.
jullie
Jullie filmen dit project geweldig.
zij / ze
Zij filmen de schoolreis met een camera.
Verleden tijd
ik
Ik filmde gisteren het optreden.
jij / je
Jij filmde de vergadering vorig jaar.
u
U filmde de show uitstekend.
hij
Hij filmde het feestje van zijn vriend.
zij / ze
Zij filmde een prachtige documentaire.
wij / we
Wij filmden het verslag samen.
jullie
Jullie filmden hun het hele weekend.
zij / ze
Zij filmden het evenement met trots.
Voltooid deelwoord
Ik heb altijd goed gefilmd voor mijn projecten.
Aanvoegende wijs
Het is beter dat hij filme zoals we afgesproken hebben.