Glooien
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
met een gebogen of glooiende beweging.
Infinitief
Ik wil leren glooien met de boog.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is glooiend met de boog aan de slag.
Het glooiende gras zag er prachtig uit.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik glooien nu in de wind.
jij / je
Jij glooit de takken goed.
u
U glooit met veel zorg.
hij
Hij glooit zijn pijl naar het doel.
zij / ze
Zij glooit de touw goed vast.
het
Het glooit langzaam omhoog.
wij / we
Wij glooien samen in de buitenlucht.
jullie
Jullie glooien samen met ons.
Verleden tijd
ik
Ik glooide gisteravond met mijn vrienden.
jij / je
Jij glooide prachtig op het veld.
u
U glooide met veel vaardigheid.
hij
Hij glooide over het gras.
zij / ze
Zij glooide elegant in de trainingssessie.
het
Het glooide door de lucht.
wij / we
Wij glooiden samen terug naar huis.
jullie
Jullie glooiden toen naar het festival.
Voltooid deelwoord
Zij heeft al veel geglooid deze week.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat hij glooie zoals de instructeur.
Gebiedende wijs
Glooi met de pijl in de juiste richting!
Glooit nu met je aandacht op het doel!