Hoi

Interjection
1
Compound
Future Tense
Imperative
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Complex
Past Tense
Interrogative
Imperative
Present Tense
Context & Scenario
Related Word
Context & Scenario
Declarative
Compound
Past Tense
Context & Scenario
Complex
Idiomatic
Interrogative
Complex
Future Tense
Synonym
Context & Scenario
Speelse cartoonfiguren die 'hoi' zeggen tegen elkaar in een kleurrijke abstracte omgeving
Speelse Cartoonfiguren en Kleurrijke Achtergrond
Speelse cartoonfiguren die 'hoi' zeggen tegen elkaar in een kleurrijke abstracte omgeving
2
Compound
Past Tense
Simple
Complex
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Complex
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Compound
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Idiomatic
Groep vrienden in een sneeuwlandschap met iemand die enthousiast 'Hoi!' zegt.
Leren Nederlands: Vrienden Groeten in de Winter
Groep vrienden in een sneeuwlandschap met iemand die enthousiast 'Hoi!' zegt.
3
Complex
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Related Word
Synonym
Compound
Future Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Complex
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Een levendig winterlandschap met een groep mensen op een festival, waarin iemand vrolijk 'Hoi' zegt.
Vrolijk winterfestival met mensen die elkaar begroeten
Een levendig winterlandschap met een groep mensen op een festival, waarin iemand vrolijk 'Hoi' zegt.