Labelen
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig werkwoord
Het werkwoord 'labelen' wordt vaak gebruikt in administratieve en logistieke contexten.
Infinitief
Ik wil graag labelen.
Tegenwoordig deelwoord
Ik ben labelend aan het werken aan dit project.
De labelende medewerkers zijn druk bezig.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik label het pakket.
jij / je
Jij labelen het document.
u
U labelt de dozen.
hij, zij / ze, het
Hij labelt de producten.
wij / we
Wij labelen de nieuwe collectie.
jullie
Jullie labelen de materialen.
Verleden tijd
ik
Ik labelde de bestanden gisteren.
jij / je
Jij labelde de boeken vorige week.
u
U labelde het rapport in het verleden.
hij, zij / ze, het
Hij labelde de synthetische stoffen.
wij / we
Wij labelden de pakketten samen.
jullie
Jullie labelden de materialen correct.
Voltooid deelwoord
Het pakket is gelabeld en klaar voor verzending.
Gebiedende wijs
Label het document netjes.
Labelt de archieven zorgvuldig.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je labele zoals afgesproken.