Lakken
VerbInfinitief
Ik wil de muur lakken.
Tegenwoordig deelwoord
Het lakkend oppervlak ziet er mooi uit.
De lakkende kunstenaar was zeer geconcentreerd.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik lak de tafel.
jij / je
Jij lakken alles wat oud is.
u
U lakt het meubelstuk zelf.
hij
Hij lakt de fiets in een andere kleur.
zij / ze
Zij lakt de nagels met een nieuwe kleur.
het
Het lakt snel.
wij / we
Wij lakken de deuren vandaag.
jullie
Jullie lakken de muren samen.
Verleden tijd
ik
Ik lakte de kast gisteren.
jij / je
Jij lakten het vorige week.
u
U lakte het meubel zelf.
hij
Hij lakte het oppervlak glad.
zij / ze
Zij lakten de vloer onlangs.
het
Het lakte mooi.
wij / we
Wij lakten het project af.
jullie
Jullie lakten de meubels samen.
Voltooid deelwoord
De kast is gelakt en ziet er mooi uit.
Gebiedende wijs
Lak de deur opnieuw!
Lakt het project alsjeblieft snel!
Aanvoegende wijs
Mogen de meubels goed lakke.