Letteren
VerbInfinitief
Ik wil graag leren letteren.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik letter graag als hobby.
jij / je
Jij lettert elke week in je vrije tijd.
u
U lettert mooi met die pen.
hij
Hij lettert de tekst heel duidelijk.
zij / ze
Zij lettert snel en nauwkeurig.
het
Het lettert mooi op het papier.
wij / we
Wij letteren samen in de klas.
jullie
Jullie letteren in het project.
Verleden tijd
ik
Ik letterde in mijn notitieboek gisteren.
jij / je
Jij letterde heel mooi tijdens de les.
hij
Hij letterde een brief laatst.
zij / ze
Zij letterde vroeger veel verhalen.
wij / we
Wij letterden samen in de kunstles.
Voltooid deelwoord
Hij is geletterd en kan goed lezen.
Tegenwoordig deelwoord
De leerling is letterend aan het bord.
Aanvoegende wijs
Laten we hopen dat hij lettere.
Gebiedende wijs
Letter de woorden duidelijk.
Lettert ook de regels voor de toets.