Liften
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'liften' betekent reizen door het vragen van een rit van anderen.
Infinitief
Ik leer om te liften.
Tegenwoordig deelwoord
Zij was liftend door de stad.
De liftende reiziger vraagt om hulp.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik lift naar huis.
jij / je
Jij lift vaak met vrienden.
u
U lift met plezier.
hij
Hij lift naar de volgende stad.
zij / ze
Zij lift naar de universiteit.
het
Het lift goed in deze auto.
wij / we
Wij liften samen naar het festival.
jullie
Jullie liften naar de kust.
Verleden tijd
ik
Ik liftte vorig jaar naar Amsterdam.
jij / je
Jij liftte ooit met mijn vrienden.
u
U liftte tijdens uw reis.
hij
Hij liftte naar de berg.
zij / ze
Zij liftte alleen terug.
het
Het liftte gemakkelijk.
wij / we
Wij liftten samen naar de hoofdstad.
jullie
Jullie liftten naar het feest.
Voltooid deelwoord
Ik heb gelift naar verschillende steden.
Gebiedende wijs
Lift snel als het donker wordt!
Aanvoegende wijs
Als ik liftte, zou ik snel zijn.
Examples
Liftend door de stad ontdekte hij veel nieuwe plekken.
tegenwoordige tijd, indicaief