Lollig

Adjective
1
Compound
Simple
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Context & Scenario
Context & Scenario
Related Word
Synonym
Idiomatic
Een grapjesmaker entertainend een klein publiek in een gezellige retro kamer met elegante texturen.
Grappige Jester die een Publiek Vermakelijk in Vintage Kamer
Een grapjesmaker entertainend een klein publiek in een gezellige retro kamer met elegante texturen.
2
Simple
Compound
Complex
Past Tense
Future Tense
Present Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Context & Scenario
Groep vrolijke mensen rond een klein buitenspel in de winter, met sneeuw en feestelijke decoraties
Vrolijke winterse bijeenkomst met spelletjes en plezier
Groep vrolijke mensen rond een klein buitenspel in de winter, met sneeuw en feestelijke decoraties
3
Simple
Compound
Complex
Present Tense
Past Tense
Future Tense
Declarative
Interrogative
Imperative
Interrogative
Present Tense
Compound
Interrogative
Complex
Past Tense
Complex
Imperative
Declarative
Future Tense
Declarative
Compound
Een clown in kleurrijke, mismatched kleding probeert te jongleren tijdens een buitenfestival, omringd door lachende kinderen.
Lollige clown jonglerend op een festival
Een clown in kleurrijke, mismatched kleding probeert te jongleren tijdens een buitenfestival, omringd door lachende kinderen.