Man
deCommon Nounvolwassen persoon van het mannelijk geslacht
(een man werkt in een kantoor)
De man kwam ons helpen met het tillen van de dozen.
Hij is een vriendelijke man die altijd een praatje maakt.
- Complex
De man die in dat kantoor werkt, is erg gedreven.
- Past Tense
Hij werkte verleden jaar als consultant.
- Interrogative
Werkt hij al lang in dat bedrijf?
- Simple
De docent besprak het werk van de man.
- Related Word
De jongen zal later een wijze man worden.
- Compound
De man werkt hard, en hij maakt lange dagen.
- Future Tense
Hij zal volgend jaar promotie krijgen tot directeur.
- Imperative
Behandel die man met respect!
- Simple
Tijdens de vergadering stelde de man slimme vragen.
- Idiomatic
De man is van alle markten thuis.
- Simple
De man werkt hard.
- Present Tense
Hij werkt als manager in een groot kantoor.
- Declarative
Hij is een ervaren zakenman.
- Simple
De man eet zijn lunch in de kantine.
- Synonym
De heer naast mij gaf me een compliment over mijn presentatie.
een volwassen mannelijke persoon
(iemand ontmoet een man op straat)
De man in het park leest een krant.
Hij is een vriendelijke man die altijd groet.
- Compound
Een persoon wandelt in het park, en hij ziet zijn vriend.
- Simple
Een persoon zit op de bank.
- Past Tense
Vroeger was hij een persoon die veel sportte.
- Present Tense
Hij is een persoon die graag nieuwe plaatsen bezoekt.
- Future Tense
Binnenkort zal hij een belangrijk persoon in het bedrijf zijn.
- Declarative
De man is een slimme persoon.
- Interrogative
Is hij een bekend persoon in jouw stad?
- Imperative
Blijf een goed persoon, wat er ook gebeurt.
- Context & Scenario
Een persoon loopt iedere dag met zijn hond door de buurt.
- Context & Scenario
Tijdens de vergadering sprak een persoon over innovatie.
- Complex
De persoon die ik gisteren ontmoette, werkt bij die nieuwe winkel.
- Context & Scenario
Heeft die persoon je uitgenodigd voor het feest?
- Idiomatic
Hij is echt een gul persoon, net als een goede buur.
- Synonym
Die meneer lijkt op een aardig persoon.
- Related Word
De persoon had een warme glimlach, net als zijn vader.
echtgenoot of partner in een huwelijk
(iemand praat over haar man)
Haar man werkt in de stad.
Ze en haar man zijn al tien jaar getrouwd.
- Compound
Haar echtgenoot reist vaak voor zijn werk, en hij houdt er ook van om nieuwe plekken te ontdekken.
- Future Tense
Haar echtgenoot zal volgende maand promotie krijgen.
- Imperative
Vraag je echtgenoot om hulp.
- Simple
Haar echtgenoot kookt graag.
- Present Tense
Haar echtgenoot komt elke dag om zes uur thuis.
- Declarative
Haar echtgenoot is een geweldige kok.
- Idiomatic
Het lijkt erop dat zij en haar echtgenoot twee handen op één buik zijn.
- Complex
Omdat haar echtgenoot vanuit huis werkt, ziet ze hem de hele dag.
- Past Tense
Haar echtgenoot was vorig jaar ziek geweest.
- Interrogative
Is haar echtgenoot ook in Parijs geweest?
- Related Word
Haar echtgenoot haalt altijd de kinderen op van school.
echtgenoot, mannelijke levensgezel
(een vrouw spreekt over haar man)
Mijn man en ik zijn al tien jaar getrouwd.
Haar man is piloot en reist veel voor zijn werk.
- Simple
Mijn echtgenoot speelt graag volleybal in het weekend.
- Past Tense
Mijn echtgenoot werkte vroeger als leraar.
- Interrogative
Komt jouw echtgenoot ook naar het feest?
- Simple
Mijn echtgenoot helpt me vaak met mijn huiswerk.
- Related Word
Haar echtgenoot is ook haar beste vriend.
- Complex
Mijn echtgenoot, die architect is, heeft ons nieuwe huis ontworpen.
- Present Tense
Mijn echtgenoot werkt elke dag van negen tot vijf.
- Declarative
Mijn echtgenoot leest graag boeken in zijn vrije tijd.
- Simple
Mijn echtgenoot maakt altijd de lekkerste koffie in de ochtend.
- Synonym
Haar partner is ook een geweldige echtgenoot.
- Idiomatic
Mijn echtgenoot is de steunpilaar van ons gezin.
- Compound
Mijn echtgenoot houdt van koken, maar ik hou meer van bakken.
- Future Tense
Mijn echtgenoot zal volgende maand zijn promotie vieren.
- Imperative
Vraag je echtgenoot of hij ook wil komen.
- Compound
Op het feest was mijn echtgenoot erg populair; hij maakte iedereen aan het lachen.
mannelijk lid of speler in een groep, team, enz.
(er zijn elf mannen in het voetbalteam)
Het team bestaat uit vijf mannen en vijf vrouwen.
De keeper is de beste man van het team.
- Compound
De speler scoorde een doelpunt, en het publiek juichte luid.
- Present Tense
De speler traint elke dag hard.
- Declarative
De speler heeft een nieuwe strategie geleerd.
- Context & Scenario
De speler kwam thuis na een lange training.
- Synonym
De atleet was niet alleen een goede speler, maar ook een inspirerende coach.
- Simple
De speler dribbelde de bal naar het doel.
- Past Tense
De speler was vorige week de man van de wedstrijd.
- Interrogative
Is de speler klaar voor de wedstrijd?
- Context & Scenario
De speler ontving een prijs voor zijn prestaties op school.
- Related Word
De coach gaf tips aan de speler voor het verbeteren van zijn techniek.
- Complex
De speler, die gisteren geblesseerd raakte, speelde vandaag opnieuw mee.
- Future Tense
De speler zal volgend seizoen in een ander team spelen.
- Imperative
Coach, kies de beste speler voor de strafschop!
- Context & Scenario
Tijdens het feestje werd de speler geprezen voor zijn teamwerk.
- Idiomatic
De speler liet zich niet van het veld slaan, wat bijdroeg aan hun overwinning.
figuur van een mens (in kunst of spel)
(iemand verplaatst een man in een spel van dammen of schaken)
Hij verplaatste zijn man om de tegenstander te blokkeren.
In het schaakspel verloor ze al snel een paar mannen.
- Complex
Hoewel hij twijfelde, besloot hij de man naar het midden van het bord te zetten.
- Present Tense
Hij verplaatst de man voorzichtig op het dambord.
- Interrogative
Zal hij zijn man strategisch verplaatsen?
- Interrogative
Hij zette zijn laatste zet in, alsof hij de koningin van het bord wilde voeren.
- Related Word
Onder vrienden speelden ze een lange en vermoeiende schaakpartij.
- Compound
Hij verplaatste de man naar voren, en zijn tegenstander maakte een tegenzet.
- Past Tense
Hij verplaatste gisteren nauwkeurig zijn mannen tijdens het spel.
- Imperative
Verplaats de figuur naar de linkerkant!
- Synonym
Ik verplaats mijn man om een dam te maken.
- Related Word
De man naderde de hoek van het bord voorzichtig.
- Simple
De dam van de tegenstander werd snel verslagen.
- Future Tense
Morgen zal zij de figuur verplaatsen om een betere positie te krijgen.
- Declarative
De figuur staat centraal op het bord.
- Related Word
De pion stond in de weg van de loper op het schaakbord.
- Related Word
Tijdens de lunchpauze speelden ze een potje dammen met hun collega's.