Mander
Common Nouniemand die vaak verantwoordelijk is voor het organiseren van activiteiten binnen een groep
(een mander leidt een groep of team)
Als mander van de studiegroep zorg ik ervoor dat iedereen voorbereid is voor de presentatie.
De mander van het team heeft het schema voor de volgende vergadering opgesteld.
- Compound
De leiding van het project is belangrijk, en de teamleden moeten goed samenwerken.
- Past Tense
Gisteren was ik de leiding tijdens de bijeenkomst.
- Interrogative
Heeft de leiding al het verslag goedgekeurd?
- Interrogative
De leiding van ons team organiseert regelmatig teambuildingactiviteiten.
- Related Word
Zij heeft de leiding, dus luister naar haar.
- Complex
De leiding, die de vergaderingen leidt, heeft veel ervaring in projectmanagement.
- Future Tense
Morgen zal ik de leiding nemen bij de excursie.
- Imperative
Neem de leiding in deze discussie!
- Complex
De leiding behoort naar mijn mening meer feedback te geven.
- Synonym
De leiding nemen is een belangrijke vaardigheid voor een goede leider.
- Simple
De leiding van de club organiseert elke week een activiteit.
- Present Tense
Ik ben de leiding van onze studiegroep.
- Declarative
De leiding beslist deze week over het nieuwe project.
- Interrogative
Als lid van de vereniging voel ik me betrokken bij de leiding.
- Related Word
De voorzitter is verantwoordelijk voor de leiding binnen de vergadering.
- Idiomatic
Hier heeft iedereen het voor het zeggen, en dat is ideaal voor de creativiteit.
een informele aanduiding voor een vriend of maat
(een vriendschappelijke verwijzing tussen jongeren)
Hé, mander, kom je vanavond ook naar het feest?
Mijn mander en ik gaan samen sporten dit weekend.
- Complex
Mijn mander, die al jaren mijn beste vriend is, komt morgen op bezoek.
- Present Tense
Mijn mander woont in de buurt.
- Declarative
Ze zijn goede vrienden, dat is duidelijk.
- Context & Scenario
Mijn mander helpt me met mijn huiswerk.
- Related Word
De band tussen mander is echt bijzonder.
- Compound
Ik ben naar het feestje gegaan, en mijn mander was er ook.
- Past Tense
Mijn mander en ik gingen vorig jaar op vakantie.
- Interrogative
Is hij jouw mander?
- Context & Scenario
In de klas heb ik veel mander gemaakt.
- Synonym
Hij is een vriend, of zoals we het soms zeggen, een mander.
- Simple
Hij is mijn mander en we gaan vaak naar de bioscoop.
- Future Tense
Volgend jaar gaan mijn mander en ik samen studeren.
- Imperative
Beloon je mander met een leuk cadeau!
- Context & Scenario
Op zaterdag gaan mander en ik vaak naar het café.
- Idiomatic
Echte mander zijn moeilijk te vinden, maar als je ze hebt, hou je ze dicht.