Mijnen
VerbInfinitief
Ik wil leren mijnen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik mijn.
jij / je
Jij mijnen dat goed.
u
U mijnt als een professional.
hij
Hij mijn, met de juiste techniek.
zij / ze
Zij mijnt elke dag.
het
Het mijnen vereist veel geduld.
wij / we
Wij mijnen samen.
jullie
Jullie mijnen met veel enthousiasme.
Verleden tijd
ik
Ik mijnde gisteren een grote hoeveelheid.
jij / je
Jij mijnde mooi werk.
u
U mijnde gedurende het evenement.
hij
Hij mijnde met veel succes.
zij / ze
Zij mijnden twee jaar geleden.
het
Het mijnde met precisie.
wij / we
Wij mijnden vorig jaar samen.
jullie
Jullie mijnden op een veilige manier.
Voltooid deelwoord
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Ik heb gemijnd voor het project.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is mijnend in het bos.
Zij is mijnende als een expert.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat jij mijne deze ervaring krijgt.
Gebiedende wijs
Mijn nu, als je wilt.
Mijnt vandaag, dat is belangrijk!