Minderen
VerbAuxiliary Verb
hebben
regelmatig werkwoord
Minderen betekent het verminderen of afnemen van iets.
Infinitief
Ik wil graag mijn gewicht minderen.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is minderend bezig met zijn uitgaven.
De minderende inflatie is goed voor de economie.
Voltooid deelwoord
De kosten zijn deze maand geminderd.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik minder mijn aankopen.
jij / je, u
Jij mindert veel suiker in je koffie.
hij, zij / ze, het
Zij mindert haar prestaties niet.
wij / we, jullie
Wij minder betalen voor de huur.
jullie
Jullie minderen het verbruik van energie.
Verleden tijd
ik
Ik minderde mijn uitgaven vorig jaar.
jij / je, u
Jij minderde de klank van de muziek.
hij, zij / ze, het
Hij minderde zijn snelheid.
wij / we, jullie
Wij minderden de voorraad tijdens de sale.
zij / ze
Zij minderden hun afwezigheid op school.
Aanvoegende wijs
Het is belangrijk dat hij mindere verwachtingen heeft.
Gebiedende wijs
Minder lawaai, alsjeblieft!
Mindert de snelheid bij de bocht.