Mitsen
VerbInfinitief
Ik wil leren hoe ik beter kan mitsen.
Tegenwoordig deelwoord
De student is aan het mitsend met een pen in zijn hand.
De mitsende leraar vertelde ons over de techniek.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik mits elke week mijn huiswerk.
jij / je
Jij mits altijd op tijd voor de les.
u
U mits de juiste materialen heeft, kan de cursus beginnen.
hij
Hij mits zijn oefeningen aan de gym.
zij / ze
Zij mits haar presentatie goed voorbereidt.
het
Het mits goed werkt met de nieuwe software.
wij / we
Wij mitsen de regels voor het spel.
jullie
Jullie mitsen ook in de groep.
Verleden tijd
ik
Ik mitste gisteren de nieuwe technieken.
jij / je
Jij mitste het project afgelopen maand.
u
U mitste dat alsof het een spel was.
hij
Hij mitste een paar keer voordat hij het goed deed.
zij / ze
Zij mitste elke dag op de tribune.
het
Het mitste vroeger beter dan nu.
wij / we
Wij mitsten samen met onze vrienden vroeger.
jullie
Jullie mitsten al een tijd geleden.
Voltooid deelwoord
Hij heeft het project succesvol gemitst.
Gebiedende wijs
Mits je daarheen gaat, kom dan snel terug!
Mitst de regels in gedachten!
Aanvoegende wijs
Als hij maar mitse dat hij het goed doet.