Nummeren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Gebruik deze werkwoordsvorm om aan te geven dat je iets in volgorde brengt.
Infinitief
Ik heb geleerd te nummeren in de klas.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik nummer de pagina's van het document.
jij / je
Jij nummer de boeken in de bibliotheek.
u
U nummer de tickets bij de kassa.
hij
Hij nummert de stappen in de instructies.
zij / ze
Zij nummert de foto's in haar album.
het
Het document nummert iedere pagina.
wij / we
Wij nummeren de deelnemers van de workshop.
jullie
Jullie nummert de antwoorden op de quiz.
Verleden tijd
ik
Ik nummerde de hoofdstukken in het boek.
jij / je
Jij nummerde de uren op de klok.
u
U nummerde de bestanden in de map.
hij
Hij nummerde de monopoliespelletjes.
zij / ze
Zij nummerden de antwoorden op de test.
het
Het project nummerde de belangrijke variabelen.
wij / we
Wij nummerden de deelnemers van het evenement.
jullie
Jullie nummerden de zebrapaden op de kaart.
Voltooid deelwoord
Alle pagina's zijn genummerd voor de presentatie.
Tegenwoordig deelwoord
De nummerende student is gefocust op zijn werk.
De nummerende mensen stonden in de rij.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat je correct nummere.
Gebiedende wijs
jij / je
Nummer de taken zoals aangegeven!
jullie
Nummert de dossiers voor het archief!