Opdoen

Verb

Verleden tijd

  • ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het

  • wij / we, jullie, zij / ze

Tegenwoordige tijd

  • ik

  • jij / je

  • u

  • hij, zij / ze, het

  • wij / we

  • jullie

Examples

  • Ik heb nieuwe ideeën opgedaan tijdens de workshop en die wil ik toepassen in mijn project.

    voltooid deelwoord, neutraal

  • Door het lezen van boeken doe ik nieuwe kennis op die mij helpt in mijn studie.

    tegenwoordige tijd, neutraal