Pee
de-hetCommon Nounlicht, geleidelijke uitstroom van urine
(een kind vraagt om te 'peeën')
Het is tijd om even te peeën voor we verder gaan.
Zij moet urgent peeën voordat ze naar huis rijdt.
- Complex
Als ik te lang wacht, moet ik echt snel urine laten lopen.
- Future Tense
Zij zal moeten stoppen om urine te laten lopen tijdens de reis.
- Interrogative
Heb je ook last van de nood om te urineren?
- Context & Scenario
De leraar zegt dat we even kunnen pauzeren zodat we kunnen urineren.
- Simple
Ik moet even urine laten lopen.
- Past Tense
Hij vroeg of hij naar het toilet kon om urine te laten lopen.
- Imperative
Ga nu snel urineren voordat we vertrekken!
- Synonym
De nood om te urineren is vaak sterker bij kinderen.
- Idiomatic
Het is een belangrijk signaal als je plotseling moet urineren, beter te vroeg dan te laat!
- Compound
Ik moet urine laten lopen, maar ik wil eerst een glas water drinken.
- Present Tense
Ze vraagt of ze naar het toilet kan om urine te laten lopen.
- Declarative
Ik weet dat je moet plassen, ga naar het toilet.
- Context & Scenario
Na het spelen willen de kinderen vaak even urine laten lopen.
- Context & Scenario
Tijdens het feestje vroeg iemand of hij kon urineren in de tuin.
- Related Word
Urine is een natuurlijk product van ons lichaam.
informele of kinderlijke term voor urine
(kinderen gebruiken vaak het woord 'pee')
Hij noemt het 'pee' als hij naar de wc moet.
Laten we het 'pee' noemen als we het over de plas hebben.
- Complex
Wanneer kinderen met elkaar praten, gebruiken zij vaak informele woorden zoals 'taalgebruik' om over urine te praten.
- Past Tense
Gisteren gebruikte ze het woord 'taalgebruik' toen ze niet naar de wc kon.
- Interrogative
Is het goed dat kinderen 'taalgebruik' zeggen als ze moeten plassen?
- Imperative
Gebruik het woord 'taalgebruik' wanneer je met vrienden over plas praat.
- Context & Scenario
Tijdens een feestje noemde ze het 'taalgebruik', wat iedereen aan het lachen maakte.
- Idiomatic
Hij komt niet onder het sério voor zijn taalgebruik uit.
- Simple
Kinderen zeggen vaak 'taalgebruik' als ze over plassen praten.
- Present Tense
Hij gebruikt het woord 'taalgebruik' om het gênant te maken.
- Future Tense
Morgen zal hij ook 'taalgebruik' zeggen als hij moet plassen.
- Context & Scenario
In de speeltuin noemt hij vaak zijn behoefte 'taalgebruik'.
- Related Word
De ouder vertelde dat het woord 'taalgebruik' een speelse manier is om het onderwerp te benaderen.
- Compound
Als hij zegt dat hij naar de wc moet, noemt hij het 'taalgebruik', maar zijn ouders vinden het ongepast.
- Declarative
Het is normaal dat kinderen zulke woorden als 'taalgebruik' gebruiken.
- Context & Scenario
Op school vertelt een leraar waarom 'taalgebruik' ongepast kan zijn in een formele setting.
- Synonym
Ze gebruikten 'plas' als synoniem voor 'taalgebruik' in de klas.