Pennen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De nuance van 'pennen' is het schrijven met een pen, vaak om over te brengen wat er in gedachten is.
Infinitief
Ik wil leren pennen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik pen een brief.
jij / je
Jij pent een verhaal.
u
U pent al een tijdje.
hij, zij / ze, het
Hij pent met blauwe inkt.
wij / we
Wij pennen onze gedachten op papier.
jullie
Jullie pennen vaak in het systeem.
Verleden tijd
ik
Ik pende gisteren een verhaal.
jij / je
Jij pende veel in je jonge jaren.
u
U pende die brief een maand geleden.
hij
Hij pende nog nooit een boek.
zij / ze
Zij penden automatisch de notities.
het
Het pende de dingen mooi op een rijtje.
wij / we
Wij penden samen aan dat project.
jullie
Jullie penden niet tijdens de les.
Voltooid deelwoord
Ik heb een brief gepend.
Tegenwoordig deelwoord
Ze is pennend voor de klas.
De pennende leerlingen lieten hun creativiteit zien.
Aanvoegende wijs
Laat hem pennen wat hij wil.
Gebiedende wijs
Pen de antwoorden op het papier.
Pent de belangrijke punten nog eens op!