Potloden
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Dit werkwoord verwijst naar het gebruik van potloden in creatieve contexten.
Infinitief
Ik ben bezig om potloden te kopen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik potlood een tekening.
jij / je, u
Je potloodt goed!
hij, zij / ze, het
Ze potloodt in haar schetsboek.
wij / we, jullie
Wij potloden met verschillende kleuren.
Verleden tijd
ik
Ik potloodde een aantal tekeningen gisteren.
jij / je, u
Je potloodde een mooi portret.
hij, zij / ze, het
Hij potloodde snel op het papier.
wij / we, jullie, zij / ze
Zij potloodden tijdens de les.
Voltooid deelwoord
De tekeningen zijn gepotlood.
Tegenwoordig deelwoord
De potlodend kunstenaar werkt aan zijn werk.
De potlodende leerlingen zijn creatief.
Aanvoegende wijs
Als ik potlode, zou ik het graag willen.
Gebiedende wijs
Potlood nu de contouren.
Potloodt netjes en voorzichtig.