Punten
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'punten' wordt vaak gebruikt in contexten waar een score of evaluatie aan de orde is, zoals sport of tests.
Infinitief
Ik wil graag leren punten.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik punt iets op mijn lijst.
jij / je, u
Jij punt goed in deze test.
hij, zij / ze, het
Hij punt elke week.
wij / we, jullie
Wij punten samen in het spel.
Verleden tijd
ik
Ik puntte gisteren.
jij / je, u
Jij puntten vroeger in de competitie.
hij, zij / ze, het
Zij puntte een mooi doelpunt.
wij / we, jullie
Wij puntten goed in het verleden.
Voltooid deelwoord
Ik heb veel punten gepunt.
Tegenwoordig deelwoord
Hij is puntend de hele dag.
De puntende leerlingen zijn hier.
Aanvoegende wijs
Als ik puntte, dan zou ik blij zijn.
Gebiedende wijs
Punt het bord voor me!