Repen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'repen' betekent iets in stukken snijden of uitspreiden.
Voltooid deelwoord
Hij heeft eerder altijd goed gereept.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik reep de groenten in kleine stukjes.
jij / je
Je reept de letters mooi op het papier.
u
U reept het vlees voor de soep.
hij
Hij reep het papier verkeerd.
zij / ze
Zij reep een stuk van de taart af.
het
Het reep een geheim uit de bus.
wij / we
Wij reepen de tekst samen.
jullie
Jullie reepen de muziek heel goed.
Gebiedende wijs
Reep het papier snel in stukken!
Reept goed op, alsjeblieft!
Verleden tijd
ik
Ik reepte het verhaal dat je vertelde.
jij / je
Jij reepte met passie over je ervaringen.
u
U reepte vroeger heel graag.
hij
Hij reepte elke dag in zijn dagboek.
zij / ze
Zij reepte een prachtig verhaal.
het
Het reepte in zijn gedachten verschillende plannen.
wij / we
Wij reepte samen een oplossing.
jullie
Jullie reepte over het verleden.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat jij repe wat belangrijk is.
Infinitief
We gaan repen voor de schoolopdracht.
Tegenwoordig deelwoord
Repend ze staan te wachten.
Repende ze werken hard aan het project.