Roemen
VerbInfinitief
Ik hou ervan om te roemen over mijn favoriete band.
Tegenwoordig deelwoord
De roemend schrijver is erg populair.
De roemende helden worden vaak aangehaald.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik roem dagelijks op de verdiensten van anderen.
jij / je, u
Jij roemt haar talent vaak.
wij / we
Wij roemen de lokale kunstenaars.
Verleden tijd
ik
Ik roemde hem op zijn recente prestatie.
jij / je, u
Jij roemde haar werk vorige week.
hij, zij / ze, het
Hij roemde de schoonheid van de natuur.
wij / we
Wij roemden allerlei kunstenaars op het festival.
Voltooid deelwoord
Hij is geroemd om zijn bijdrage aan het project.
Aanvoegende wijs
ik
Laat ons hopen dat ik roeme in de toekomst.
Gebiedende wijs
jij / je
Roem je vrienden voor hun prestaties!
jullie
Roemt nu de winnaars van de wedstrijd!