Rooien
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Het werkwoord 'rooien' betekent het verwijderen of opruimen van ongewenste planten of bomen.
Infinitief
Ik wil het gras rooien.
Tegenwoordig deelwoord
De tuinman is rooiend aan het werk.
De rooiende tuinman werkt hard.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik rooi het bloeikruid.
jij / je
Jij rooien de planten in de tuin.
u
U rooien de bomen zorgvuldig.
hij
Hij rooien de ongewenste struiken.
zij / ze
Zij rooien het gras met een machine.
het
Het rooien van de bomen begint morgen.
wij / we
Wij rooien de tuin samen.
jullie
Jullie rooien de planten heel goed.
Verleden tijd
ik
Ik rooide de heg gisteren.
jij / je
Jij rooide de planten vorige week.
u
U rooide de boom al eerder.
hij
Hij rooide veel struiken afgelopen jaar.
zij / ze
Zij rooide de wilde bloemen.
het
Het perceel rooide men vorig jaar.
wij / we
Wij rooiden samen de tuin met vrienden.
jullie
Jullie rooiden de heg zo goed.
Voltooid deelwoord
De heg is gerooid door de tuinman.
Aanvoegende wijs
Ik hoop dat jij rooie de moeilijke planten.
Gebiedende wijs
Rooi nu het onkruid uit de tuin!
Rooit dat gebied voorzichtig!