Rotten
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Dit werkwoord kan gebruikt worden in verschillende contexten, vooral in relatie tot voedsel en natuur.
Infinitief
Het is slecht als fruit gaat rotten.
Tegenwoordig deelwoord
De rottend appels stinken.
De rottende groenten moeten verwijderd worden.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik rot het fruit als het te lang blijft liggen.
jij / je, u
Je rot het vlees op de juiste temperatuur.
hij, zij / ze, het
Hij rot de borden in de vaatwasser.
wij / we, jullie
Wij rotten de groenten al een paar dagen.
Verleden tijd
ik
Ik rotte het fruit vorige week.
jij / je, u, hij, zij / ze, het
Hij rotte de groente omdat het niet meer vers was.
wij / we, jullie
Wij rotten het fruit voor de gelegenheid.
Voltooid deelwoord
Het fruit is al gerot.
Aanvoegende wijs
ik, jij / je, u, hij, zij / ze, het, wij / we, jullie
Hij wil dat het fruit rotte, zodat we het kunnen composteren.
Gebiedende wijs
Rot dit fruit niet, het is nog goed.