Saam

Adverb
1
Simple
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Compound
Past Tense
Declarative
Complex
Future Tense
Imperative
Een levendig park waar diverse kinderen samen vrolijk spelen in harmonie.
Vrolijke kinderen in een park die samen spelen
Een levendig park waar diverse kinderen samen vrolijk spelen in harmonie.
2
Compound
Present Tense
Interrogative
Complex
Past Tense
Declarative
Context & Scenario
Simple
Future Tense
Imperative
Twee vrienden wandelen hand in hand richting een verlicht theater in een winterlandschap, omgeven door sneeuw en anderen die genieten van buitenactiviteiten.
Vrienden samen op pad in een winterlandschap
Twee vrienden wandelen hand in hand richting een verlicht theater in een winterlandschap, omgeven door sneeuw en anderen die genieten van buitenactiviteiten.
3
Simple
Present Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Complex
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Compound
Past Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Twee diverse teams werken samen aan een presentatie in een goed verlichte, gezellige kamer.
Samenwerking en nadruk op teamgeest in een lichte kamer
Twee diverse teams werken samen aan een presentatie in een goed verlichte, gezellige kamer.