Scholen
VerbAuxiliary Verb
hebben
transitief
Wordt vaak gebruikt in de context van zichzelf of anderen opleiden of opnieuw trainen.
Infinitief
Hij besloot om te scholen voor een nieuw beroep.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik school mezelf in verschillende talen.
jij / je
Jij schoolt elke avond voor je nieuwe baan.
u
U schoolt zich in de laatste ontwikkelingen.
hij, zij / ze
Hij schoolt zich om een betere manager te worden.
wij / we
Wij scholen ons door een cursus te volgen.
jullie
Jullie scholen samen voor de grote test.
Verleden tijd
ik
Ik schoolde voor een jaar in Parijs.
jij / je
Jij schoolde jarenlang voordat je veranderde van beroep.
hij, zij / ze
Zij schoolde zich om in verschillende vaardigheden.
wij / we
Wij schoolden ons met plezier om te groeien in ons vak.
Tegenwoordig deelwoord
Scholend werken zij aan hun kennis.
Voltooid deelwoord
Hij heeft zichzelf goed geschoold in de nieuwste technieken.
Gebiedende wijs
School je goed voordat je begint!
jullie
Schoolt jezelf goed voor de toekomst.
Aanvoegende wijs
Verzoek dat hij zich schole in deze nieuwe materie.