Sinterklaas
deCommon Nountraditioneel volksfiguur en feest op 5 december in Nederland en België, vergelijkbaar met de Kerstman
(kinderen zetten hun schoen voor Sinterklaas)
Sinterklaas komt aan in Nederland met zijn boot uit Spanje.
Kinderen zetten hun schoen met een liedje voor Sinterklaas.
- Simple
Het feest is heel populair onder kinderen.
- Compound
Sinterklaas is gekomen, en de kinderen zijn enthousiast.
- Complex
Wanneer Sinterklaas zijn feest viert, wachten de kinderen in spanning.
- Present Tense
Iedereen viert het Sinterklaasfeest vol enthousiasme.
- Declarative
Sinterklaas komt ieder jaar op 5 december.
- Context & Scenario
Tijdens Sinterklaas zetten kinderen vaak hun schoen klaar met een wortel voor het paard.
- Synonym
Het Sinterklaasfeest, ook wel viering genoemd, is vol verrassingen.
- Past Tense
Vorig jaar vierde ik het feest met mijn familie.
- Interrogative
Wanneer vieren we het Sinterklaasfeest dit jaar?
- Context & Scenario
Bij ons op school organiseren ze een Sinterklaasfeest voor de kleuters.
- Related Word
De goedheiligman brengt pakketten en snoep mee tijdens het feest.
- Future Tense
Morgen zal er een groot Sinterklaasfeest in de stad zijn.
- Imperative
Vier het Sinterklaasfeest met plezier!
- Context & Scenario
Op het feest van Sinterklaas vertellen mensen vaak verhalen over zijn avonturen.
- Idiomatic
Met het Sinterklaasfeest is de schoorsteen vaak de oorzaak van veel opwinding.
een traditionele Nederlandse feestdagfiguur, gebaseerd op Sint Nicolaas, gevierd op 5 december
(Sinterklaas brengt cadeaus naar kinderen)
Sinterklaas komt elk jaar vanuit Spanje met zijn Pieten.
De kinderen zetten hun schoen klaar voor Sinterklaas.
- Simple
Sinterklaas komt altijd met veel cadeaus.
- Compound
Sinterklaas komt elk jaar op 5 december, en hij brengt veel plezier met zich mee.
- Present Tense
Iedereen viert Sinterklaas met plezier.
- Past Tense
Afgelopen jaar vierde ik Sinterklaas met mijn familie.
- Future Tense
Volgend jaar zal Sinterklaas weer cadeaus brengen.
- Declarative
Sinterklaas brengt cadeaus naar kinderen op 5 december.
- Imperative
Zet je schoen klaar voor Sinterklaas!
- Interrogative
Vieren jullie Sinterklaas op 5 december?
- Present Tense
We kopen chocoladeletters voor Sinterklaasavond.
- Complex
Hoewel Sinterklaas vooral in Nederland bekend is, wordt hij ook in België gevierd.
het feest dat op 5 december gevierd wordt ter ere van Sinterklaas
(mensen vieren Sinterklaas met familie en vrienden)
Tijdens Sinterklaas vieren we met cadeautjes en gedichten.
We vieren Sinterklaas met surprises en pepernoten.
- Simple
Het feest is heel gezellig.
- Future Tense
Volgend jaar zullen we het feest misschien buiten vieren als het weer goed is.
- Imperative
Pak de cadeautjes en leg ze bij de open haard.
- Past Tense
Tijdens het feest bespraken we onze wensen voor het nieuwe jaar.
- Past Tense
We verzamelden voor het feest in de gemeenschapszaal.
- Declarative
Het feest van Sinterklaas is een traditie die even belangrijk als Kerstmis is.
- Compound
Het Sinterklaasfeest is druk, maar altijd heel leuk.
- Compound
We vieren het feest samen met de familie, en iedereen brengt iets lekkers mee.
- Present Tense
Tijdens Sinterklaas eten we veel snoepgoed en zingen we liedjes.
- Declarative
Het feest is altijd opwindend.
- Past Tense
In de klas maakten we gedichten voor het feest.
- Imperative
Geef de volgende gast een kop thee voor het feest begint.
- Past Tense
Na afloop van het feest gingen we met zijn allen naar het plein voor vuurwerk.
- Past Tense
Tijdens het feest luisterden we naar traditionele Sinterklaasliedjes.
- Complex
Hoewel het feest druk kan zijn, is het een traditie die we met plezier voortzetten.
- Past Tense
Vorig jaar hebben we het feest bij oma thuis gevierd.
- Interrogative
Vier je ook Sinterklaas met je familie?
- Present Tense
Op de avond van Sinterklaas komen we thuis voor het feest.
- Present Tense
We versieren het huis met slingers en lichtjes voor het Sinterklaasfeest.
- Declarative
Tijdens het Sinterklaasfeest staan familiebanden en vriendschap centraal.
- Interrogative
Gaat het Sinterklaasfeest dit jaar weer bij jullie thuis door?
- Past Tense
We gaven elkaar cadeaus en lachten onder het genot van warme chocolademelk.
de persoon die als Sinterklaas verkleed is voor festiviteiten
(iemand verkleedt zich als Sinterklaas)
Hij speelt ieder jaar Sinterklaas op de school van zijn kinderen.
We hebben een goede Sinterklaas geregeld voor het feest.
- Compound
Compound Sentence: "Mijn vader is verkleed als Sinterklaas en mijn broer is Piet."
- Simple
Simple Sentence: "De man is verkleed als Sinterklaas."
- Complex
Complex Sentence: "De man die als Sinterklaas verkleed is, brengt cadeaus naar de kinderen."
- Present Tense
Present Tense: "Elke december is hij verkleed als Sinterklaas."
- Past Tense
Past Tense: "Vorige week was hij verkleed als Sinterklaas voor de optocht."
- Future Tense
Future Tense: "Volgende maand zal hij verkleed zijn als Sinterklaas bij de kerstmarkt."
- Declarative
Declarative: "Hij is verkleed als Sinterklaas."
- Imperative
Imperative: "Verkleed je als Sinterklaas voor het feestje!"
- Interrogative
Interrogative: "Ben jij verkleed als Sinterklaas voor het feest?"
- Context & Scenario
Everyday Life: "Iemand is verkleed als Sinterklaas voor de kinderen in de buurt."
- Context & Scenario
Work/School: "Tijdens het schoolfeest was de leraar verkleed als Sinterklaas."
- Context & Scenario
Social Situations: "Op het buurtfeest is altijd iemand verkleed als Sinterklaas."
- Synonym
Synonym: "De aktor is gestoken in het kostuum van Sinterklaas."
- Related Word
Related Word: "De persoon in de Sinterklaaskostuum was erg vrolijk."
- Idiomatic
Incorporating Idiomatic Expressions: "Hij is verkleed als Sinterklaas en iedereen trapte erin."
de naam van dit karakter in verklarende kinderliedjes en gedichten
(Sinterklaas komt voor in kinderliteratuur)
In het liedje zingt men over Sinterklaas die op zijn paard rijdt.
De kinderen zingen ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht’.
- Complex
Complex Sentence: "Als het liedje begint, vertellen de kinderen over de cadeaus die Sinterklaas brengt."
- Present Tense
Present Tense: "De kinderen zingen liedjes over Sinterklaas."
- Interrogative
Interrogative: "Ken jij leuke liedjes over Sinterklaas?"
- Context & Scenario
Work/School: "Op school oefenen de kinderen liedjes voor de Sinterklaasviering."
- Idiomatic
Idiom: "Met die liedjes over Sinterklaas maak je hem de koning te rijk."
- Compound
Compound Sentence: "Sinterklaas komt in veel liedjes voor, en hij brengt altijd cadeautjes mee."
- Future Tense
Future Tense: "Volgende week zullen we liedjes zingen over Sinterklaas bij het kampvuur."
- Imperative
Imperative: "Zing liedjes over Sinterklaas voor de kinderen."
- Context & Scenario
Social Situations: "Bij het familiefeest zingen we samen liedjes over Sinterklaas."
- Related Word
Related Word: "De gedichten over Sinterklaas worden samen met liedjes opgevoerd."
- Simple
Simple Sentence: "In het liedje gaat het over Sinterklaas en zijn mooie mijter."
- Past Tense
Past Tense: "Vorig jaar zongen we liedjes over de intocht van Sinterklaas."
- Declarative
Declarative: "Elke avond luisteren we naar liedjes over Sinterklaas."
- Context & Scenario
Everyday Life: "Tijdens de feestdagen zingen we altijd liedjes over Sinterklaas."
- Synonym
Synonym: "In veel kinderliederen vertelt men verhalen over Sinterklaas."