Sjacheren
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
De nuance van 'sjacheren' ligt in het onderhandelen, vaak over de prijs van goederen.
Infinitief
Ik houd ervan om te sjacheren in de markt.
Tegenwoordig deelwoord
Zij is sjacherend op de bazaar.
De sjacherende verkoper trok veel klanten aan.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik sjacher op de markt.
jij / je
Jij sjachert goed met de klanten.
u
U sjachert vandaag met veel succes.
hij
Hij sjachert altijd in de pauze.
zij / ze
Zij sjachert met de nieuwe klant.
het
Het sjachert in deze winkel goed.
wij / we
Wij sjacheren samen in de stad.
jullie
Jullie sjacheren steeds meer.
Verleden tijd
ik
Ik sjacherde gisteren op de markt.
jij / je
Jij sjacherde heel goed tijdens de verkoop.
u
U sjacherde ook met succes vorige week.
hij
Hij sjacherde erg veel tijdens het festival.
zij / ze
Zij sjacherden samen op de markt.
wij / we
Wij sjacherden altijd verleden jaar.
jullie
Jullie sjacherden vaak in de zomer.
Voltooid deelwoord
Ik heb al veel gesjacherd bij de handelsbeurs.
Aanvoegende wijs
Moge jij goed sjacheren.
Gebiedende wijs
Sjacher goed op de markt!
Sjachert met de klanten!