Stelpen
VerbInfinitief
Ik vind het leuk om te stelpen.
Tegenwoordig deelwoord
De stelpende techniek is ingewikkeld.
Voltooid deelwoord
Ik heb de broek gestelpt.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik stelp de stof samen.
jij / je
Jij stelpt de kussens.
u
U stelpt het gat in de zak.
hij
Hij stelpt zijn schoenen.
zij / ze
Zij stelpt de randen van het doek.
het
Het stelpt snel.
wij / we
Wij stelpen de tapijt.
jullie
Jullie stelpt de tafel.
Verleden tijd
ik
Ik stelpte de bloemen in de vaas.
jij / je
Jij stelpte de kleding in een doos.
u
U stelpte de puzzel samen.
hij
Hij stelpte de lastige situatie op.
zij / ze
Zij stelpte de bloemen voor de wedstrijd.
het
Het stelpte goed aan volgens de instructies.
wij / we
Wij stelden de vragen goed.
jullie
Jullie stelpte de zaak helder.
Gebiedende wijs
Stelp de vraag duidelijk!
Stelpt goed!
Aanvoegende wijs
Als ik maar stelpe dat alles goed komt.