Tafelen
hetVerbAuxiliary Verb
hebben
Tafelen is a regular Dutch verb.
Used in informal settings to describe casual or leisurely dining and the act of eating together.
Infinitief
,
We gaan vanavond gezellig tafelen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik tafel heel vaak met mijn vrienden.
jij / je, u
Jij tafelt vaak in dat nieuwe restaurant.
hij, zij / ze, het
Hij tafelt elke zondag met zijn familie.
wij / we, jullie
Wij tafelen graag in de zomer buiten.
Verleden tijd
ik, hij, zij / ze, het
Ik tafelde gisteren bij een vriend thuis.
wij / we, jullie
Wij tafelden tot laat in de nacht.
Tegenwoordig deelwoord
,
De tafelende groep in het restaurant maakte veel lawaai.
Voltooid deelwoord
,
We hebben lekker getafeld tijdens de vakantie.
Gebiedende wijs
jij / je
Tafel netjes!
u
Tafelt u alstublieft op tijd.
Aanvoegende wijs
hij
Als hij maar tafele zoals hij beloofd heeft.
Examples
Wij tafelen graag bij mooi weer.
tegenwoordige tijd, indicatief
Hij tafelde tot middernacht tijdens het feest.
verleden tijd, indicatief