Tam

Adjective
1
Simple
Present Tense
Imperative
Complex
Past Tense
Declarative
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Een rustige hond die ontspannen op een bank ligt in een gezellige woonkamer.
Gezellige woonkamer met ontspannen hond
Een rustige hond die ontspannen op een bank ligt in een gezellige woonkamer.
2
Compound
Future Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Simple
Present Tense
Declarative
Context & Scenario
Idiomatic
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Synonym
Een kleurrijke dinertafel met een schotel vol fletse groenten die er smakeloos uitziet, en mensen op de achtergrond met een uitdrukking van onverschilligheid.
Tam etenservaring: Smaak zonder intensiteit
Een kleurrijke dinertafel met een schotel vol fletse groenten die er smakeloos uitziet, en mensen op de achtergrond met een uitdrukking van onverschilligheid.
3
Compound
Present Tense
Interrogative
Context & Scenario
Related Word
Complex
Past Tense
Imperative
Context & Scenario
Idiomatic
Simple
Future Tense
Declarative
Context & Scenario
Synonym
Gezellige woonkamer met een familie die ongeïnteresseerd naar een open boek op de salontafel kijkt, met een kat die in de hoek ligt.
Gezellige Woonkamer met Familie en Boek
Gezellige woonkamer met een familie die ongeïnteresseerd naar een open boek op de salontafel kijkt, met een kat die in de hoek ligt.