Tangen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Verwijst vaak naar het fysiek vasthouden en samenbrengen van materialen.
Infinitief
Ik wil leren tangen.
Tegenwoordig deelwoord
De tangend persoon is aan het oefenen.
De tangende leerlingen luisteren aandachtig.
Voltooid deelwoord
Hij heeft al getangd voor de wedstrijd.
Tegenwoordig deelwoord
ik
Ik tang de touwen goed.
jij / je
Jij tangt de materialen zoals het hoort.
u
U tangt met veel aandacht.
hij, zij / ze, het
Hij tangt de stukken samen.
wij / we
Wij tangen met ons team.
jullie
Jullie tangen nooit verkeerd.
Verleden tijd
ik
Ik tangde eerder deze week.
jij / je
Jij tangde heel goed toen.
u
U tangde bijzonder netjes.
hij, zij / ze, het
Hij tangde de touwen stevig.
wij / we
Wij tangden samen aan het project.
jullie
Jullie tangden met de juiste techniek.
Aanvoegende wijs
Tange met aandacht, dan lukt het beter.
Gebiedende wijs
Tang de touwen goed vast!
Tangt stevig, alsjeblieft!