Toch
Adverbgebruikt om tegenstelling of verrassing aan te duiden
(iets gebeurde toch ondanks verwachte barrières)
Het regende, maar we gingen toch naar het strand.
Hij was ziek, en toch ging hij naar zijn werk.
- Complex
Hoewel de voorspellingen slecht waren, besloot hij toch buiten te gaan zwemmen.
- Past Tense
Gisteren was het erg druk op de weg, en toch kwam ik op tijd aan.
- Interrogative
Ga je toch naar het feest, ook al ben je moe?
- Related Word
De tegenstelling tussen hun karakters maakte hun vriendschap speciaal.
- Simple
De zon scheen, en toch was het koud.
- Compound
Het regende de hele dag, maar we besloten toch een wandeling te maken in het park.
- Complex
Ze zijn elkaars tegenpolen; toch werken ze goed samen.
- Future Tense
Ik zal toch proberen de vergadering bij te wonen, zelfs als het laat wordt.
- Imperative
Probeer het toch, je weet nooit wat er kan gebeuren!
- Present Tense
Hij gaat vandaag naar zijn werk, ondanks dat hij zich moe voelt.
- Declarative
Ze doet elke dag yoga; toch blijft ze ontspannen.
- Synonym
Ik had geen groot budget, maar kocht toch een nieuwe fiets.
- Idiomatic
Hij moest voor een belangrijke test leren, maar ging toch uit om te feesten.
desondanks, ondanks iets anders
(iets gebeurt toch ook al is er een reden dat het niet zou moeten)
Hij had geen zin om te gaan, maar ging toch.
Het regende de hele dag, maar we gingen toch naar het park.
- Compound
Compound Sentence: Het sneeuwde hard, en desondanks besloten we de berg op te klimmen.
- Future Tense
Future Tense: Ze zullen desondanks de kritiek hun plannen doorzetten.
- Declarative
Declarative: De trein had vertraging, maar hij was desondanks op tijd op zijn afspraak.
- Context & Scenario
Everyday Life: Het regende, desondanks wandelde zij zonder paraplu naar de markt.
- Simple
Simple Sentence: Het was koud, desondanks ging ze zwemmen.
- Past Tense
Past Tense: Het was laat, maar desondanks gingen ze nog een wandeling maken.
- Imperative
Imperative: Blijf positief, desondanks de tegenslagen!
- Context & Scenario
Social Situations: Het feest was uitgelopen, desondanks hadden we de volgende dag een brunch.
- Idiomatic
Incorporating Idiomatic Expression: Hij zat in de put, maar desondanks ging hij door met zijn werk.
- Complex
Complex Sentence: Hoewel hij moe was, desondanks werkte hij de hele nacht door om het project af te maken.
- Present Tense
Present Tense: Desondanks de drukte op het kantoor, blijft zij altijd kalm.
- Interrogative
Interrogative: Desondanks de hitte, ga je toch naar buiten?
- Context & Scenario
Work/School: Het rapport was nog niet af, maar desondanks presenteerde hij de resultaten aan het team.
- Synonym
Synonym: Ondanks het slechte weer, maakten ze een lange fietstocht.
- Related Word
Related Word: Ondanks de waarschuwing, negeerde zij het gevaar en bleef buiten.
gebruikt om reden of verklaring te benadrukken
(je hebt toch gezegd dat je zou komen)
Je vindt het toch ook leuk om mee te gaan?
Hij komt, want hij heeft het toch beloofd.
- Complex
Complex Sentence: "Omdat hij toch had beloofd de taart te bakken, kwam hij iets vroeger om alles voor te bereiden."
- Future Tense
Future Tense: "Hij zal toch wel een verklaring geven voor het vertragen van het project."
- Imperative
Imperative: "Verklaar toch waarom je zo laat bent!"
- Context & Scenario
Work/School: "Je hebt toch tijd om het rapport vandaag af te maken?"
- Related Word
Related Word: "Ze gaf een toelichting waarom ze toch opstapte."
- Simple
Simple Sentence: "Zij komt toch omdat ze zei dat ze zou helpen."
- Past Tense
Past Tense: "Ze kwam toch, zelfs nadat ze eerder had afgezegd."
- Interrogative
Interrogative: "Zou je niet toch willen uitleggen waarom je ineens weg moet?"
- Context & Scenario
Social Situations: "Er is geen probleem als we hem toch uitnodigen, hij komt vast."
- Idiomatic
Incorporating Idiomatic Expressions: "Het regent pijpenstelen, maar ik ga toch een eindje lopen."
- Compound
Compound Sentence: "Hij kwam toch naar het feest, en hij bracht zelfs een cadeau mee."
- Present Tense
Present Tense: "Je geeft toch wel een uitleg als je niet komt?"
- Declarative
Declarative: "Je moet toch een goede reden hebben voor je afwezigheid."
- Context & Scenario
Everyday Life: "Hij draagt zijn jas mee omdat het toch kan regenen."
- Synonym
Synonym: "Hij komt immers, zoals hij eerder heeft aangegeven."
nog steeds, zoals eerder gezegd
(herhaling of bevestiging van eerder genoemde informatie)
Dat wist je toch al, of niet?
Je komt morgen toch naar het feest?
- Compound
We hebben de plannen besproken, en zoals eerder aangegeven, is dit slechts een bevestiging daarvan.
- Complex
Hoewel er enige twijfel was, bleek uiteindelijk dat de informatie inderdaad, zoals eerder gezegd, een bevestiging was van onze aannames.
- Future Tense
De resultaten zullen een bevestiging zijn van de eerdere hypothese.
- Declarative
De verklaring is van essentieel belang.
- Context & Scenario
Zoals eerder genoemd, is dit een bevestiging van je bestelling.
- Simple
Het is, zoals eerder gezegd, een bevestiging van wat we al weten.
- Past Tense
Het bleek een bevestiging te zijn van wat al gezegd was toen we het document bestudeerden.
- Interrogative
Hebben we nog steeds de bevestiging die we verwachtten?
- Context & Scenario
In de vergadering van morgen, zoals eerder besproken, hebben we een bevestiging nodig.
- Related Word
Deze les moet dienen als herhaling van onze bevestiging.
- Present Tense
Dit rapport bevestigt, zoals we eerder al vastgesteld hebben, de cijfers.
- Imperative
Herinner jezelf, zoals eerder gezegd, aan de bevestiging.
- Context & Scenario
Zoals eerder benadrukt bij de presentatie, is deze uitnodiging een bevestiging.
- Idiomatic
Het is een inkoppertje, maar die bevestiging was cruciaal.
- Synonym
Gebruik de uitleg a.d.h.v. de affirmatie.
- Idiomatic
Het is als een open deur, maar deze bevestiging versterkt ons vertrouwen.
gebruikt om een gevoel van bevestiging of geruststelling aan te duiden
(het is toch juist zo)
Het is toch goed dat je hebt doorgezet.
We hebben het toch op tijd gehaald?
- Compound
Het is toch waar, dus je hoeft je geen zorgen te maken.
- Future Tense
We zullen toch naar het feest gaan, ongeacht het weer.
- Imperative
Let toch goed op wat je doet!
- Context & Scenario
Jullie komen toch naar het concert vanavond?
- Idiomatic
Het is een uitgemaakte zaak dat hij toch altijd zijn zin krijgt.
- Simple
Het is toch zoals je zei.
- Past Tense
We hebben toch alles gecontroleerd?
- Interrogative
Is het toch de juiste keuze?
- Context & Scenario
We moeten toch deze rapporten op tijd inleveren.
- Related Word
Ze kreeg toch de bevestiging die ze nodig had.
- Complex
Ondanks dat je twijfelt, is het toch zoals we het gepland hadden.
- Present Tense
Je hebt het toch begrepen?
- Declarative
Het is toch belangrijk om eerlijk te zijn.
- Context & Scenario
Hij wist toch altijd een glimlach op haar gezicht te toveren.
- Synonym
Het is toch een waar bewijs van zijn talent.
aanmoediging of waarschuwing, vaak in vragen
(wordt gebruikt om nadruk te leggen op een bevel of herinnering)
Doe toch voorzichtig!
Luister toch eens!
- Simple
Kom toch op tijd!
- Past Tense
Ik zei toch dat je dat eergisteren moest inleveren.
- Interrogative
Zal je toch even stoppen met praten?
- Context & Scenario
Bedank je mentor toch voor de hulp!
- Idiomatic
Je moet het ijzer smeden als het heet is, dus doe het nu toch!
- Compound
Studie goed, maar zorg toch dat je ook ontspant.
- Present Tense
Ik herinner je eraan dat je toch de afwas moet doen.
- Declarative
Blijf toch rustig tijdens het examen.
- Context & Scenario
Vergeet je sleutels toch niet mee te nemen als je naar de supermarkt gaat.
- Synonym
Elke aanprijzing en aansporing helpt bij het bereiken van het doel.
- Complex
Omdat je vroeg moet opstaan, zou je toch beter op tijd naar bed gaan.
- Future Tense
Je zult toch moeten wachten tot ze arriveren.
- Imperative
Vergeet toch je boeken niet mee te nemen!
- Context & Scenario
Vergeet toch niet om je huiswerk in te leveren.
- Related Word
Je hebt toch motivatie nodig om door te gaan.
gebruikt als opvulwoord zonder specifieke inhoud
(als een zin beëindigt met 'toch')
Het is mooi, toch?
We gaan naar huis, toch?
- Compound
Het is fris buiten, maar de zon schijnt, toch?
- Present Tense
Dit gebeurt elke dag, toch?
- Declarative
Het is hier rustig, toch?
- Simple
Dit is het einde, toch?
- Past Tense
Ze waren daar gisteren, toch?
- Interrogative
Kom je mee vanavond, toch?
- Simple
We moeten dit project morgen indienen, toch?
- Related Word
De leraar vroeg zich af of het stil was in de klas, hè?
- Complex
Hoewel het regent, gaan we nog steeds naar het park, toch?
- Future Tense
We zullen op tijd zijn, toch?
- Imperative
Laten we dat doen, op tijd komen, toch?
- Simple
Het zal leuk zijn op het feest, toch?
- Idiomatic
We kregen ijs als toetje, om maar te zeggen!
- Simple
Het is al laat, we moeten gaan, toch?
- Synonym
Het is duidelijk, niet waar?