Toetsen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Kan zowel in formele als informele contexten worden gebruikt.
Infinitief
Ik vind het belangrijk om goed te toetsen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik toets je kennis met deze vragen.
jij / je
Jij toetst regelmatig mijn werk.
u
U toetst de resultaten zorgvuldig.
hij
Hij toetst zijn studenten met een examen.
zij / ze
Zij toetst de nieuwe software.
het
Het systeem toetst alle invoer.
wij / we
Wij toetsen de ideeën tijdens de vergadering.
jullie
Jullie toetsen de theorie met praktische opdrachten.
Verleden tijd
ik
Ik toetste de kennis vorige week.
jij / je
Jij toetste de antwoorden nog eens na.
u
U toetste deze theorie al eerder.
hij
Hij toetste de vaardigheid van de cursisten.
zij / ze
Zij toetste de effectiviteit van de training.
het
Het apparaat toetste de signalen op kwaliteit.
wij / we
Wij toetsten de plannen in de praktijk.
jullie
Jullie toetsten de procedures grondig.
Voltooid deelwoord
De kennis is getoetst met een examen.
Tegenwoordig deelwoord
Toetsend op de computer, maakte hij geen fouten.
Toetsende leraren gaven feedback over de opdrachten.
Aanvoegende wijs
Als je dat toetse, krijg je een goed cijfer.
Gebiedende wijs
Toets de antwoorden zorgvuldig.
Toetst jullie het examen samen?