Treden
VerbInfinitief
Wij willen treden in de discussie over het klimaat.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik treed vaak op als muzikant.
jij / je
Jij treed goed in de schijnwerpers.
u
U treedt met veel zelfvertrouwen op.
hij
Hij treedt regelmatig naar voren om zijn mening te geven.
zij / ze
Zij treedt op tijdens het festival volgende week.
het
Het treden van de getuigen is belangrijk in deze zaak.
wij / we
Wij treden samen op in het theater.
jullie
Jullie treden vaak met het koor op.
Verleden tijd
ik
Ik trad vorig jaar op in een groot concert.
jij / je
Je trad vroeger vaak op met je band.
u
U trad altijd met veel flair op.
hij
Hij trad een keer op met een beroemde zanger.
zij / ze
Zij trad in het verleden in verschillende theaters op.
wij / we
Wij traden meermaals samen op tijdens de tour.
jullie
Jullie traden in de finale van de wedstrijd op.
Voltooid deelwoord
Hij is al lang getreden als professioneel muzikant.
Tegenwoordig deelwoord
De tredende dansers vielen in de schijnwerpers.
De tredende spelers maakten deel uit van de parade.
Aanvoegende wijs
Moge hij de hoogste trede bereiken.
Gebiedende wijs
Treed naar voren als je klaar bent.
Treedt u alstublieft binnen.