Vaststellen
VerbVerleden tijd
ik
Ik stelde vast dat het weer vandaag slecht is.
jij / je
Jij stelde vast dat je vergeten was om te bellen.
u
U stelde vast dat de vergadering was afgelast.
hij
Hij stelde vast dat de situatie ingewikkeld was.
zij / ze
Zij stelde vast dat haar onderzoek goed was verlopen.
wij / we
Wij stelden vast dat iedereen op tijd was.
jullie
Jullie stelden vast dat de uitleg niet duidelijk was.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik stel vast dat er veel werk is te doen.
jij / je
Jij stelt vast dat je een fout hebt gemaakt.
u
U stelt vast dat de situatie onder controle is.
hij
Hij stelt vast dat de resultaten positief zijn.
zij / ze
Zij stelt vast dat het project op schema ligt.
wij / we
Wij stellen vast dat de plannen moeten worden aangepast.
jullie
Jullie stellen vast dat het team goed samenwerkt.
Aanvoegende wijs
Dat ik in deze situatie, als ik het goed begrijp, zou kunnen zeggen: 'ik stelle vast'.
Het is belangrijk dat ik vaststelle wat de volgende stap is.
Gebiedende wijs
Stel vast wat je wilt bereiken voordat je verder gaat.
Stelt vast hoeveel tijd je hebt om deze taak te volbrengen.
Voltooid deelwoord
Het rapport is vastgesteld na uitgebreide discussie.
Infinitief
Het is belangrijk om te vaststellen wat er aan de hand is.
Tegenwoordig deelwoord
Zij was vaststellend dat er veel uitdagingen waren.
De vaststellende verklaring is nodig voor de procedure.
Examples
Ik stel vast dat de informatie niet klopt.
tegenwoordige tijd, aankondiging
Zij heeft vastgesteld dat zij meer tijd nodig heeft.
voltooid deelwoord, verklaring
Stel vast of je alles hebt voor de presentatie.
gebiedende wijs, opdracht