Verdragen
VerbAuxiliary Verb
hebben
werkwoord
Infinitief
Ik leer om moeilijke situaties te verdragen.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik verdraag geen onrecht.
jij / je
Jij verdrraagt de druk goed.
u
U verdrraagt het slechte nieuws met gracie.
hij
Hij verdrraagt de kou niet.
zij / ze
Zij verdrraagt veel stress in haar werk.
het
Het dier verdrraagt de hitte niet goed.
wij / we
Wij verdragen elkaar in deze situatie.
jullie
Jullie verdragen lange wachttijden meestal goed.
Verleden tijd
ik
Ik verdroeg de pijn zonder te klagen.
jij / je
Jij verdroeg de tegenslagen goed.
u
U verdroeg het verlies met veel kracht.
hij
Hij verdroeg de uitdaging met moed.
zij / ze
Zij verdroeg het koude weer tijdens de tocht.
het
Het kind verdroeg de teleurstelling niet.
wij / we
Wij verdrogen samen de uitdaging.
jullie
Jullie verdroegen de vertraging met geduld.
Voltooid deelwoord
Hij heeft veel te verdragen gehad.
Tegenwoordig deelwoord
Verdragend gedrag is soms nodig in moeilijke situaties.
Verdragende mensen kunnen goed omgaan met angst.
Aanvoegende wijs
Het is belangrijk dat je verdrage met de moeilijkheden.
Gebiedende wijs
Verdraag de omstandigheden zoals ze zijn!
Verdraagt u deze wijziging van plannen?