Vergieten
VerbInfinitief
Ik wil leren hoe ik kan vergieten.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik vergiet het water in de planten.
jij / je
Jij vergiet de thee in het kopje.
u
U vergiet het sap voorzichtig.
hij, zij / ze, het
Hij vergiet de melk in de fles.
wij / we
Wij vergieten het zout in de pan.
jullie
Jullie vergieten de verf op het papier.
Verleden tijd
ik
Ik vergoot de melk per ongeluk verleden week.
jij / je
Jij vergoot het water niet goed in het glas.
u
U vergoot de olie die u gisteren had gekocht.
hij, zij / ze, het
Ze vergoot het sap op de vloer.
wij / we
Wij vergoten de koffie in de thermoskan.
jullie
Jullie vergoten de ingrediënten in de pan.
Tegenwoordig deelwoord
Vergietend met de emmer is hij naar buiten gegaan.
De vergietende kraan maakt geluid.
Voltooid deelwoord
De melk is al vergoten in de kom.
Gebiedende wijs
Vergiet de pasta, als je klaar bent met koken.
Aanvoegende wijs
Het is belangrijk dat iedereen vergiete met aandacht.