Verkennen
VerbInfinitief
Ik wil graag de stad verkennen.
Tegenwoordig deelwoord
De verkennende missie was succesvol.
De verkennende groep gaat morgen op pad.
Tegenwoordige tijd
ik
Ik verken nieuwe mogelijkheden.
jij / je
Jij verken je de omgeving goed.
u
U verkent de opties zorgvuldig.
hij, zij / ze, het
Hij verkent het terrein.
wij / we
Wij verkennen het nieuwe park samen.
jullie
Jullie verkennen de stad met een gids.
Verleden tijd
ik
Ik verkende de mogelijkheden vorig jaar.
jij / je
Jij verkende de routes tijdens je vakantie.
u
U verkende de stad vroeger.
hij, zij / ze, het
Zij verkende de mogelijkheden grondig.
wij / we
Wij verkenden de feiten toen.
jullie
Jullie verkenden de nieuwe wijk.
Voltooid deelwoord
De stad is goed verkend.
Gebiedende wijs
jij / je
Verken de nieuwe omgeving!
u
Verkent u de mogelijkheden.
Aanvoegende wijs
Moge hij de waarheid verkenne.